De kerk van De Goede Herder werd woensdagmiddag 21 november 1956 door Mgr. J.P. Huibers, bisschop van Haarlem, geconsacreerd. Het was voor de eerste maal in de geschiedenis dat een Haarlems bisschop een kerk in ’t Gooi inwijdde. Met deze consecratie werd de traditie van twee katholieke kerken in Laren hersteld.
De bisschop werd die woensdagmiddag op het Zevenend door het kerkbestuur van de nieuwe parochie verwelkomd. Het oudste lid van het kerkbestuur, de heer C.J. Pieper, sprak de bisschop toe. Voorafgegaan door ruiters, de St. Jansharmonie en MCC schreed de grijze monseigneur door de schare van schoolkinderen, die de meer dan tachtig jarige bisschop met vaantjes toewuifden. Na een korte rust in de pastorie begon de urenlange liturgie van de kerkwijding. Pastoor L. Lampe, oud kapellaan van de Basiliek en kapelaan A.W. Veenhuis assisteerden de bisschop als diaken en subdiaken. De cantores waren pastoor Ch. ten Veldhuys uit Huizen en kapelaan B.A.M. v.d. Steen. In de stoet van geestelijken, die de bisschop begeleidden, was ook de nieuwe parochieherder pastoor G. Platvoet en zijn kapelaan J.Th. van Daal, Mag. Dr. Valentinus de Leeuw O.Cap., Pater Ten Kroode O.Carm.
Het eerste van de twee delen van de kerkconsecratie, die aan de Pontificale Mis voorafgaan, heeft deels binnen en buiten de kerk plaats gehad. Bij dit deel was uitsluitend de geestelijkheid betrokken. Hierin komt de symboliek tot uiting, dat bij de Hemelvaart des Heren slechts enigen aanwezig waren, terwijl bij Zijn wederkomst een grote schare Hem zal volgen.
Bij het tweede deel volgden de gelovigen de bisschop in het kerkgebouw.
Inwijding interieur
Voordat de bisschop de kerk binnenging, tekende hij de drempel van het gebouw met een kruis, waarbij hij de woorden sprak: “Zie het teken van het kruis, opdat alle kwade machten vluchten”.
Een dergelijke exorcistische wijdingsformule werd ook bij de binnenkomst met de gelovigen gesteld. Nadat het altaar – de centrale plaats van de viering der Heilige Geheimen – gewijd was, werden de muren vervolgens van binnen gewijd en gezalfd met de olie die ook bij het doopsel gebruikt wordt. Na de wijding van het altaar werden in processie de relieken, overblijfselen van de heiligen der kerk, naar het altaar gedragen en in een loden kistje in de altaarsteen begraven. Vervolgens werd door de bisschop een wierookoffer op het altaar ontstoken als zinnebeeld van de Heer die zich voor Zijn Vader opoffert en waarin de gebeden der gelovigen worden opgenomen.
Het laatste deel stond geheel in de voorbereiding van de eerste Mis, die in de kerk zou worden gevierd. Voor de pontificale Hoogmis, die een dedicatie naar oorspronkelijk Romeinse zin, een opdracht is, en geen consecratio, werd de bisschop behalve door de reeds genoemde priesters ook nog geassisteerd door Mgr. H. Frank, deken van Hilversum, terwijl de pastoor van de St. Jans Basiliek, J. Brouwer, en de pastoor van Blaricum, B. Jongerius, als troondiakens dienst deden. Terwijl de bisschop en zijn gevolg naar het altaar schreden, om voor het eerst in dit kerkgebouw de H. Geheimen te vieren, klonk het gezang: “Deze plaats is ontzagwekkend: want hier woont God en is de toegang tot de hemel”. Waarna de lezing uit het Boek der Openbaring de andere zijde van deze wijdingsplechtigheid stelde: In die dagen zag ik de heilige Stad – het nieuwe Jeruzalem – afdalen uit de hemel van bij God, toegerust als een bruid, die zich heeft opgetooid voor haar man.
Nadat de plechtigheden waren geëindigd, keerde Mgr. Huibers in vol bisschoppelijk ornaat zich tot het kerkvolk. Hij prees het schone kerkgebouw, dat getuigde van grote offerzin. Maar ook dit gebouw is aan de tijd onderwerpen. Bedenk dat dit gebouw een symbool is van u, die zijd de tempel van de H. Geest, en voorbestemd om geheel vlekkeloos in eeuwigheid te leven.
Tijdens de consecratieplechtigheden in de middag waren burgemeester Naud van der Ven en wethouder C. van Pampus aanwezig. Vanuit de gemeenteraad was er een deputatie bestaande uit mevrouw van Linge en de heren Vos, Arends en Spannenburg. Voorts waren er ook enige hoofden van dienst aanwezig.
Bron: Digitale archief Laarder courant De Bel, De Klepel nr. 143